English translation | Artikel op Mr Motley

Alex de Vries

‘Wat heb ik nu weer gedaan?’ – op atelierbezoek bij Marja van Putten

Interview 3 februari 2025
Dat Marja van Putten (Rotterdam, 1956) een radicale feministe zou worden die vanuit Amsterdamse krakersbolwerken activistische emancipatie zou propageren, stond niet in de sterren geschreven. Noch dat zij na die uitgesproken jonge jaren een weloverwogen praktijk als beeldend kunstenaar zou ontwikkelen. Ze werd geboren in een gereformeerd gezin in de wijk het Oude Noorden in Rotterdam waar de sociale controle binnen een gesloten gemeenschap intens was. Als een meisje een broek droeg werd er al schande van gesproken. In haar kunstenaarschap heeft ze dat oordeel op gedrag en leefwijze ver achter zich gelaten met werk dat tegelijkertijd systematisch en speels is, weldoordacht en opgeruimd, geordend, beweeglijk, persoonlijk en vrij.
Marja van Putten is in de eerste plaats een schilder, een fundamentele schilder zelfs, die in een vast raster van negen vakken op haar doeken systematisch juist visuele ordening ondermijnt. Toch bestond haar recente presentatie femmeBRUT 3D in november 2024 in kunstruimte de Bouwput aan de Ferdinand Huykstraat in Amsterdam-West – met als motto Anarchy in a white cube – uit een sculpturale installatie. In een bont gekleurd geheel figureerden daar in textiel en andere materialen uitgevoerde gestalten, die met elkaar een gevarieerde menigte vormden die je doorgaans aantreft op een drukke marktdag op de Albert Cuyp. De theatrale setting gaf me als bezoeker het idee dat ik met mezelf werd geconfronteerd in een situatie die ik weliswaar zelf had gekozen maar waaraan ik tegen alle verwachtingen in ondergeschikt werd gemaakt; alsof ik als concertgebouwbezoeker in een massa pogoënde punkers terecht was gekomen.
Deze textiele werken verwijzen naar traditionele handwerkvormen – haken, breien, borduren, weven, kantklossen – die in de hiërarchie van de kunst als vormen van vrouwelijke handvaardigheid lang laag in de rangorde hebben gestaan, en die zij als schilder nieuwe impulsen geeft in een fantasierijke, brutale en onbeschaamde uitwerking.

‘Ik word zelf steeds normaler’, zegt Marja van Putten, ‘maar mijn werk wordt steeds gekker. In ons gezin met vier kinderen was er altijd de druk van de naaste familie in de drie straten die ons omringden. Mijn vader en moeder waren eigenlijk niet zo streng in de leer en probeerden zich wel aan de gereformeerde voorschriften te onttrekken, zij het niet openlijk. Ze waren vooruitstrevender dan hun directe omgeving. Mijn vader had een kantoorbaan, maar veel belangrijker was, dat hij thuis elke dag piano speelde. Zijn muzikaliteit gaf me een idee van vrije gedachten en verbeelding.
Op een gegeven moment verhuisden we naar een nieuwbouwwijk bij IJsselmonde met de desolate sfeer van de film De Noordelingen van Alex van Warmerdam. Maar we waren in ieder geval vertrokken uit die gereformeerde gemeenschap. Dat nam niet weg dat zes van mijn klasgenoten op het gymnasium theologie gingen studeren, terwijl ik overwoog om kunstgeschiedenis te gaan doen. Kunstgeschiedenis was mijn achtste vak op het gymnasium, maar na de beginvraag ‘Wat is kunst?’ die me fascineerde ging het in Eeuwige Schoonheid van Ernst Gombrich vooral over saaie bouwstijlen en een indeling in kunststromingen. Het was een tijd dat ik om me heen allerlei maatschappelijke veranderingen zag: meisjes liepen in hotpants en lagen in bikini op het strand, terwijl tegelijkertijd dat tegenstrijdige gelovige milieu mijn dagelijkse leven bepaalde. Hotpants droeg ik zelf ook, maar innerlijk klopte het niet. Ik ging naar de lerarenopleiding tekenen en handvaardigheid N.L.O. in Delft waar ik in 1982 afstudeerde met een scriptie over feminisme in de kunst.’

Marja van Putten had tot haar afstuderen altijd braaf haar best gedaan en daar maakte ze korte metten mee. Ze vertrok naar Amsterdam en stortte zich in de feministische kraakbeweging. Drie jaar was ze volop actief in deze politiek bewuste subcultuur. Ze was mederedacteur en ontwerper bij het Vrouwenweekblad, een anarchistisch collectief, gaf cursussen in een klusbedrijf voor vrouwen en was veel te vinden in het C.O.C.
‘Ik leefde in die tijd volgens het motto ‘niet bang zijn voor de angst’. Eigenlijk durfde ik ’s avonds in Amsterdam niet alleen de straat op, maar deed het dan juist toch. Na verloop van tijd ontdekte ik dat er binnen de kraakbeweging een richtingenstrijd gaande was vanuit stringente opvattingen die me deden denken aan mijn gereformeerde jeugd. Binnen dat hokjesdenken bestreden groepen elkaar, tot vechten aan toe. Er was sprake van een continu beoordelingskader waaraan je moest voldoen en waarover je ter verantwoording werd geroepen. Alles wat je deed of zei, werd bevraagd. Daarvan moest ik me bevrijden. Begrijp me goed, ik ben niet rancuneus. Via de kraak- en vrouwenbeweging ben ik iemand geworden.

In Delft had ik al gezien dat in de schilderkunst nieuwe mogelijkheden werden ontwikkeld. Ik had behoefte aan die nuancering en ging naar de avondopleiding van de Rietveldacademie. Ik was 28 en vijf jaar later studeerde ik af en kon ik op mijn 33ste aan mijn professionele praktijk als kunstenaar beginnen. Ik kreeg in 1994 een basisbeurs van het Fonds Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst, kocht een busje en reisde rond als vrij kunstenaar met een avontuurlijk leven door Finland, Estland en Frankrijk.
Die beurs heb ik in anderhalf jaar opgemaakt, terwijl je er minimaal twee jaar van moest leven. Ik zat dus zonder geld, maar via-via kwam ik in de gelegenheid om het ‘voorwerk’ voor de bronzen sculpturen van Armando te doen, zoals hij dat noemde. In een aantal stappen maakte ik naar een tekening van zijn hand een armatuur en daarvan een beeld in klei. Dat heb ik bijna twintig jaar gedaan, vanaf 2005 samen met Wim Vonk.
In dezelfde tijd ontstond Arttrust, mijn bedrijf in webdesign & grafisch ontwerp. Zo heb ik sinds 1996 als zelfstandige gewerkt, wat heel goed te combineren valt met het maken van mijn kunst.
Het gebeurde in de begintijd allemaal in mijn atelier in Amsterdam-Oost, ook het maken van de sculpturen. Tot ik in 2006 mijn atelier ging delen in grote anti-kraak loodsen met Wim Vonk.

Geïnspireerd door kunstenaars als Eva Hesse, die binnen de fundamentele schilderkunst als vrouw een uitgesproken persoonlijke richting volgde, ontwikkelde Marja van Putten binnen haar schilderijen een eigen systeem. Onder invloed van de roman The Golden Notebook van Doris Lessing, waarin een vrouw zoekt naar persoonlijke, professionele en politieke identiteit in een milieu waarin ze wordt tegengewerkt door verraad en afwijzing, zocht ze naar het belang van een eigen schilderkunstige verbeelding. Ze verdiepte zich daarvoor ook in aspecten van de schilderkunst die ze niet goed vond. Zo had ze een haat-liefde verhouding met het werk en de opvatting van Mondriaan over het neoplasticisme. Uiteindelijk kwam ze in haar schilderijen uit op een ordening in negen vakken die ze indeelde in drie basiskleuren: rood, groen en wit, en contrasten zoals binnen en buiten, innerlijk en uiterlijk, hard en zacht. Het was geen systeem om het systeem, maar een houvast om haar schilderijen als composities dynamisch te maken.
‘In feite ondergraaft het systeem zichzelf. Het implodeert. Ik word daardoor op mezelf teruggeworpen vanuit de vraag wie ik ben en wat ik doe. Ik heb er veel toepassingen aan gegeven, in abstracte schilderijen, maar ook in kunstenaarsboeken. Het is voor mij een codering, juist om aan de codering te ontkomen en te streven naar openheid, progressie. Door steeds weer op te staan verzet ik me tegen het neerdrukken. Door zo te schilderen verbaas ik mezelf: wat is er nu weer ontstaan, wat heb ik nu weer gedaan, waar komt het vandaan? Zo maak ik steeds sterker en extremer werk. In 2022 heb ik een grote tentoonstelling gemaakt in Loods 6 in Amsterdam. Dat was de eerste femmeBRUT tentoonstelling, grote doeken van twee bij twee meter gemaakt met textiel en af en toe wat verf.’

Jarenlang heeft Marja van Putten schilderijen gemaakt met, zoals ze zelf zegt, ‘dingen erop’. Ze kreeg het gevoel dat ze het schilderen op allerlei manieren had uitgekauwd. Ze stelde zich de vraag wat ze nog meer kon maken dan een schilderij: wanneer is het nog een schilderij? Ze herinnerde zich de reizende internationale groepstentoonstelling Sensation die ze in 1997 in Londen had gezien en met name het werk van Chris Ofili die schilderijen maakte met de uitwerpselen van olifanten.
Ze gooide het roer om en begon drie jaar geleden te werken aan haar 2D werken onder de noemer femmeBRUT en het laatste jaar aan de textiele sculpturen van een groep gestalten met uiteenlopende achtergronden en karakters waartoe zij zich persoonlijk kan verhouden, als het sociale netwerk van vrijdenkers dat ze in de kunst om zich heen heeft verzameld. Waar dit nieuwe begin haar brengt nu ze net 68 is geworden weet ze nog niet: ‘Ik weet niet hoe het verder gaat…,’ zegt ze, maar één ding is zeker: ze is niet te stuiten.

 Alex de Vries

‘Wat heb ik nu weer gedaan?’ – op atelierbezoek bij Marja van Putten

Interview 3 februari 2025
Dat Marja van Putten (Rotterdam, 1956) een radicale feministe zou worden die vanuit Amsterdamse krakersbolwerken activistische emancipatie zou propageren, stond niet in de sterren geschreven. Noch dat zij na die uitgesproken jonge jaren een weloverwogen praktijk als beeldend kunstenaar zou ontwikkelen. Ze werd geboren in een gereformeerd gezin in de wijk het Oude Noorden in Rotterdam waar de sociale controle binnen een gesloten gemeenschap intens was. Als een meisje een broek droeg werd er al schande van gesproken. In haar kunstenaarschap heeft ze dat oordeel op gedrag en leefwijze ver achter zich gelaten met werk dat tegelijkertijd systematisch en speels is, weldoordacht en opgeruimd, geordend, beweeglijk, persoonlijk en vrij.
Marja van Putten is in de eerste plaats een schilder, een fundamentele schilder zelfs, die in een vast raster van negen vakken op haar doeken systematisch juist visuele ordening ondermijnt. Toch bestond haar recente presentatie femmeBRUT 3D in november 2024 in kunstruimte de Bouwput aan de Ferdinand Huykstraat in Amsterdam-West – met als motto Anarchy in a white cube – uit een sculpturale installatie. In een bont gekleurd geheel figureerden daar in textiel en andere materialen uitgevoerde gestalten, die met elkaar een gevarieerde menigte vormden die je doorgaans aantreft op een drukke marktdag op de Albert Cuyp. De theatrale setting gaf me als bezoeker het idee dat ik met mezelf werd geconfronteerd in een situatie die ik weliswaar zelf had gekozen maar waaraan ik tegen alle verwachtingen in ondergeschikt werd gemaakt; alsof ik als concertgebouwbezoeker in een massa pogoënde punkers terecht was gekomen.
Deze textiele werken verwijzen naar traditionele handwerkvormen – haken, breien, borduren, weven, kantklossen – die in de hiërarchie van de kunst als vormen van vrouwelijke handvaardigheid lang laag in de rangorde hebben gestaan, en die zij als schilder nieuwe impulsen geeft in een fantasierijke, brutale en onbeschaamde uitwerking.

‘Ik word zelf steeds normaler’, zegt Marja van Putten, ‘maar mijn werk wordt steeds gekker. In ons gezin met vier kinderen was er altijd de druk van de naaste familie in de drie straten die ons omringden. Mijn vader en moeder waren eigenlijk niet zo streng in de leer en probeerden zich wel aan de gereformeerde voorschriften te onttrekken, zij het niet openlijk. Ze waren vooruitstrevender dan hun directe omgeving. Mijn vader had een kantoorbaan, maar veel belangrijker was, dat hij thuis elke dag piano speelde. Zijn muzikaliteit gaf me een idee van vrije gedachten en verbeelding.
Op een gegeven moment verhuisden we naar een nieuwbouwwijk bij IJsselmonde met de desolate sfeer van de film De Noordelingen van Alex van Warmerdam. Maar we waren in ieder geval vertrokken uit die gereformeerde gemeenschap. Dat nam niet weg dat zes van mijn klasgenoten op het gymnasium theologie gingen studeren, terwijl ik overwoog om kunstgeschiedenis te gaan doen. Kunstgeschiedenis was mijn achtste vak op het gymnasium, maar na de beginvraag ‘Wat is kunst?’ die me fascineerde ging het in Eeuwige Schoonheid van Ernst Gombrich vooral over saaie bouwstijlen en een indeling in kunststromingen. Het was een tijd dat ik om me heen allerlei maatschappelijke veranderingen zag: meisjes liepen in hotpants en lagen in bikini op het strand, terwijl tegelijkertijd dat tegenstrijdige gelovige milieu mijn dagelijkse leven bepaalde. Hotpants droeg ik zelf ook, maar innerlijk klopte het niet. Ik ging naar de lerarenopleiding tekenen en handvaardigheid N.L.O. in Delft waar ik in 1982 afstudeerde met een scriptie over feminisme in de kunst.’  

Marja van Putten had tot haar afstuderen altijd braaf haar best gedaan en daar maakte ze korte metten mee. Ze vertrok naar Amsterdam en stortte zich in de feministische kraakbeweging. Drie jaar was ze volop actief in deze politiek bewuste subcultuur. Ze was mederedacteur en ontwerper bij het Vrouwenweekblad, een anarchistisch collectief, gaf cursussen in een klusbedrijf voor vrouwen en was veel te vinden in het C.O.C.
‘Ik leefde in die tijd volgens het motto ‘niet bang zijn voor de angst’. Eigenlijk durfde ik ’s avonds in Amsterdam niet alleen de straat op, maar deed het dan juist toch. Na verloop van tijd ontdekte ik dat er binnen de kraakbeweging een richtingenstrijd gaande was vanuit stringente opvattingen die me deden denken aan mijn gereformeerde jeugd. Binnen dat hokjesdenken bestreden groepen elkaar, tot vechten aan toe. Er was sprake van een continu beoordelingskader waaraan je moest voldoen en waarover je ter verantwoording werd geroepen. Alles wat je deed of zei, werd bevraagd. Daarvan moest ik me bevrijden. Begrijp me goed, ik ben niet rancuneus. Via de kraak- en vrouwenbeweging ben ik iemand geworden.

In Delft had ik al gezien dat in de schilderkunst nieuwe mogelijkheden werden ontwikkeld. Ik had behoefte aan die nuancering en ging naar de avondopleiding van de Rietveldacademie. Ik was 28 en vijf jaar later studeerde ik af en kon ik op mijn 33ste aan mijn professionele praktijk als kunstenaar beginnen. Ik kreeg in 1994 een basisbeurs van het Fonds Beeldende Kunst Vormgeving en Bouwkunst, kocht een busje en reisde rond als vrij kunstenaar met een avontuurlijk leven door Finland, Estland en Frankrijk.
Die beurs heb ik in anderhalf jaar opgemaakt, terwijl je er minimaal twee jaar van moest leven. Ik zat dus zonder geld, maar via-via kwam ik in de gelegenheid om het ‘voorwerk’ voor de bronzen sculpturen van Armando te doen, zoals hij dat noemde. In een aantal stappen maakte ik naar een tekening van zijn hand een armatuur en daarvan een beeld in klei. Dat heb ik bijna twintig jaar gedaan, vanaf 2005 samen met Wim Vonk.
In dezelfde tijd ontstond Arttrust, mijn bedrijf in webdesign & grafisch ontwerp. Zo heb ik sinds 1996 als zelfstandige gewerkt, wat heel goed te combineren valt met het maken van mijn kunst.
Het gebeurde in de begintijd allemaal in mijn atelier in Amsterdam-Oost, ook het maken van de sculpturen. Tot ik in 2006 mijn atelier ging delen in grote anti-kraak loodsen met Wim Vonk.

Geïnspireerd door kunstenaars als Eva Hesse, die binnen de fundamentele schilderkunst als vrouw een uitgesproken persoonlijke richting volgde, ontwikkelde Marja van Putten binnen haar schilderijen een eigen systeem. Onder invloed van de roman The Golden Notebook van Doris Lessing, waarin een vrouw zoekt naar persoonlijke, professionele en politieke identiteit in een milieu waarin ze wordt tegengewerkt door verraad en afwijzing, zocht ze naar het belang van een eigen schilderkunstige verbeelding. Ze verdiepte zich daarvoor ook in aspecten van de schilderkunst die ze niet goed vond. Zo had ze een haat-liefde verhouding met het werk en de opvatting van Mondriaan over het neoplasticisme. Uiteindelijk kwam ze in haar schilderijen uit op een ordening in negen vakken die ze indeelde in drie basiskleuren: rood, groen en wit, en contrasten zoals binnen en buiten, innerlijk en uiterlijk, hard en zacht. Het was geen systeem om het systeem, maar een houvast om haar schilderijen als composities dynamisch te maken.
‘In feite ondergraaft het systeem zichzelf. Het implodeert. Ik word daardoor op mezelf teruggeworpen vanuit de vraag wie ik ben en wat ik doe. Ik heb er veel toepassingen aan gegeven, in abstracte schilderijen, maar ook in kunstenaarsboeken. Het is voor mij een codering, juist om aan de codering te ontkomen en te streven naar openheid, progressie. Door steeds weer op te staan verzet ik me tegen het neerdrukken. Door zo te schilderen verbaas ik mezelf: wat is er nu weer ontstaan, wat heb ik nu weer gedaan, waar komt het vandaan? Zo maak ik steeds sterker en extremer werk. In 2022 heb ik een grote tentoonstelling gemaakt in Loods 6 in Amsterdam. Dat was de eerste femmeBRUT tentoonstelling, grote doeken van twee bij twee meter gemaakt met textiel en af en toe wat verf.’

Jarenlang heeft Marja van Putten schilderijen gemaakt met, zoals ze zelf zegt, ‘dingen erop’. Ze kreeg het gevoel dat ze het schilderen op allerlei manieren had uitgekauwd. Ze stelde zich de vraag wat ze nog meer kon maken dan een schilderij: wanneer is het nog een schilderij? Ze herinnerde zich de reizende internationale groepstentoonstelling Sensation die ze in 1997 in Londen had gezien en met name het werk van Chris Ofili die schilderijen maakte met de uitwerpselen van olifanten.
Ze gooide het roer om en begon drie jaar geleden te werken aan haar 2D werken onder de noemer femmeBRUT en het laatste jaar aan de textiele sculpturen van een groep gestalten met uiteenlopende achtergronden en karakters waartoe zij zich persoonlijk kan verhouden, als het sociale netwerk van vrijdenkers dat ze in de kunst om zich heen heeft verzameld. Waar dit nieuwe begin haar brengt nu ze net 68 is geworden weet ze nog niet: ‘Ik weet niet hoe het verder gaat…,’ zegt ze, maar één ding is zeker: ze is niet te stuiten.

‘“What have I done now? – on a studio visit with Marja van Putten

Interview February 3, 2025, by Alex de Vries

That Marja van Putten (b. Rotterdam, 1956) would become a radical feminist who would would advocate for activist emancipation from Amsterdam squatters’ strongholds was not written in the stars. Nor that she would develop a considered practice as a visual artist after those distinctly those formative years. She was born into a Reformed family in Rotterdam’s Oude Noorden neighborhood where social control within a closed community was intense. Even wearing pants was considered shameful for a girl.sculptural. In her artistry she has left that judgment on behavior and lifestyle far behind with work that is at once systematic and playful, well thought out and tidy, ordered, agile, personal and free.

Marja van Putten is first and foremost a painter, a fundamental painter even, who systematically subverts precisely visual order in a fixed grid of nine boxes on her canvases. Yet her recent presentation femmeBRUT 3D in November 2024 in art space the Bouwput on the Ferdinand Huykstraat in Amsterdam-West – with the motto Anarchy in a white cube – took the form of a sculptural installation. In a motley array of colors, with figures made of textiles and other materials forming a varied crowd like those you might encounter on a busy day at the Albert Cuyp market.

As a visitor, the theatrical setting gave me the idea that I was confronted with myself in a situation that, although I had chosen it myself, I was being subordinated to it against all odds; as if I had stumbled into a throng of pogoing punks at a concert. These textile works refer to traditional craft forms – crocheting, knitting, embroidery, weaving, lace-making – which have long ranked low in the hierarchy of art as forms of feminine craftsmanship, and which, as a painter, she reinvigorates in imaginative, bold and uninhibited elaboration.

‘I myself am becoming more and more normal,’ says Marja van Putten, ‘but my work is getting crazier.’ In our family of four children, there was always the pressure of the immediate family in the three streets that surrounded us. My father and mother were actually not so strict in doctrine and did try to steer clear of Reformed precepts, though not openly. They were more progressive than their immediate surroundings. My father had an office job, but much more importantly, he played the piano at home every day. His musicality gave me an idea of free thought and imagination.

At one point we moved to a new housing estate near IJsselmonde with the desolate atmosphere of Alex van Warmerdam’s film De Noordelingen. But at least we had left that reformed community.

That said, six of my classmates in grammar school went on to study theology, while I was considering art history. Art history was my eighth subject in grammar school, but after the initial question “What is art?” which fascinated me, Ernst Gombrich’s Eternal Beauty was mostly about boring architectural styles and a division into art movements. It was a time when I saw all kinds of social changes around me: girls were walking in hotpants and lying on the beach in bikinis, while at the same time that contradictory religious milieu determined my daily life. I wore hotpants myself, but inwardly it was not right. I went to the teacher training college for drawing and handicrafts N.L.O. in Delft where I graduated in 1982 with a thesis on feminism in art.

Marja van Putten had always tried her best until graduation and she made short work of that. She left for Amsterdam and threw herself into the feminist squatting movement. For three years she was fully active in this politically conscious subculture. She was co-editor and designer at the Women’s Weekly, an anarchist collective, taught courses in a women’s handyman business and was much in evidence at the C.O.C.

“In those days I lived by the motto ‘don’t be afraid of fear.’ Actually, I didn’t dare go out on the streets alone at night in Amsterdam, but did it anyway.

As time went on, I discovered that within the squatting movement there was a battle of directions based on strict views that reminded me of my Reformed youth. Within that pigeonholing, groups fought each other, even to the point of fighting. There was a continuous framework of judgment that you had to meet and were called to account for. Everything you did or said was questioned. I had to free myself from that. Don’t get me wrong, I am not vindictive. I became someone through the squatting and women’s movement.

In Delft I had already seen new possibilities being developed in painting. I needed that nuance and went to evening classes at the Rietveld Academy. I was 28 and five years later I graduated and was able to begin my professional practice as an artist at 33. I received a basic grant from the Visual Arts Design and Architecture Fund in 1994, bought a van and traveled around Finland, Estonia and France as a free artist with a life of adventure.

I used up that scholarship in a year and a half, whereas you had to live on it for at least two years. So I ran out of money, but through connections I got the opportunity to do the “preliminary work” for Armando’s bronze sculptures, as he called them. In a number of steps I made a model based on a drawing of his hand and from that a sculpture in clay. I did that for almost twenty years, starting in 2005 together with Wim Vonk.

At the same time Arttrust, my company in web design & graphic design, came into being. So since 1996 I have been self-employed, which is very well combined with making my art.

In the early days it all happened in my studio in Amsterdam East, including the making of the sculptures. Until 2006 when I started sharing my studio in large anti-squat sheds with Wim Vonk.

Inspired by artists like Eva Hesse, who followed a distinctly personal direction within fundamental painting as a woman, Marja van Putten developed her own system within her paintings. Influenced by the novel The Golden Notebook by Doris Lessing, in which a woman searches for personal, professional and political identity in an environment in which she is opposed by betrayal and rejection, she searched for the importance of her own painterly imagination.

To do so, she also delved into aspects of painting that she disliked. For example, she had a love-hate relationship with Mondrian’s work and view of neo-plasticism. Eventually she arrived at an arrangement in her paintings in nine compartments that she divided into three basic colors: red, green and white, and contrasts such as inside and outside, inner and outer, hard and soft. It was not a system for the sake of the system, but a handhold to give her paintings compositional dynamism.

‘In fact, the system undermines itself. It implodes. I am thrown back onto myself, confronted with the question of who I am and what I do. I have given it many uses—in abstract paintings, but also in artist’s books. For me it is a kind of coding, precisely in order to escape coding and strive toward openness, toward progress. By continually rising up I resist being pushed down. By painting this way I astonish myself: what has emerged this time, what have I done now, where did it come from? In this way my work becomes ever stronger and more extreme. In 2022 I created a major exhibition at Loods 6 in Amsterdam. That was the first femmeBRUT exhibition: large canvases two by two meters in size, made of textile and occasionally some paint.’

For years Marja van Putten made paintings with, as she herself says, ‘things on them./ She eventually felt she had exhausted painting in every possible way. She asked herself what else she could create beyond a painting: when is it still a painting? She recalled the traveling international group exhibition Sensation that she had seen in London in 1997, and especially the work of Chris Ofili, who made paintings using elephant dung.

She changed course and three years ago began her femmeBRUT 2D works, and over the past year the textile sculptures of a group of figures with diverse backgrounds and characters—figures to which she relates personally, as to the social network of freethinkers she has gathered around her in art. Where this new beginning will take her now that she has just turned 68, she does not yet know: “I don’t know how it will continue,” she says, “but one thing is certain: she is unstoppable.